Het hart

1.  Het hart

Gedurende ons hele leven, pompt het hart (Lat. cor) een hoeveelheid bloed doorheen ons lichaam. Per minuut wordt in rust ongeveer 5 liter bloed de aorta ingestuwd, wat neerkomt op 7200 liter per dag. Wanneer we inspanning leveren is deze hoeveelheid natuurlijk veel groter.
Het hart bestaat uit twee gedeelten: de rechterharthelft, die instaat voor de longcirculatie, en de linkerharthelft, die verantwoordelijk is voor de lichaamscirculatie.
Elke harthelft is ook nog ingedeeld in een boven- en ondergedeelte, ook wel boezem ( Lat. atrium) en kamer (Lat. ventrikel) genoemd.

2.1 Ligging


Het hart ligt achter het borstbeen (Lat. sternum) in het mediastinum. Dit is de ruimte tussen de longen waar ook een gedeelte van de slokdarm ligt en waar een deel van de grote bloedvaten lopen.
Het hart is een vuist groot en rust op het middenrif (Lat. diafragma). De hartpunt (Lat. apex) is naar links gericht waardoor het hart iets kantelt en dus net links van de middenlijn ligt. De linkerkamer heeft ook een veel dikkere wand dan de rechterkamer, waardoor het hart naar de linkerkant meer uitsteekt.Hierdoor voelt  men zijn hart links kloppen. Ook door deze assymetrische bouw is de linkerlong (2 kwabben) kleiner dan de rechterlong (3 kwabben).

2.2 Bouw

      2.2.1 Hartruimtes en kleppen

Het hart heeft twee holle spieren. De atriumspier en de ventrikelspier, die volledig gescheiden zijn door een bindweefselplaat genaamd de annulus fibrosis. Zowel de atriumspier als de ventrikelspier zijn gescheiden in een linker- en rechterhelft door een harttussenschot (Lat. septum cordis). Het atriumseptum is gevormd uit bindweefsel, terwijl het ventrikelseptum grotendeels bestaat uit hartspierweefsel.
Door beide tussenschotten zijn er dus 4 compartimenten in het hart: het linker- en rechteratrium en het linker- en rechterventrikel.
In de atria monden de aders uit. Deze ontvangen met andere woorden het bloed vanuit het lichaam. In de ventrikels ontspringen de slagaders die het bloed het lichaam inpompen.
Er bevinden zich zowel kleppen tussen de atria en de ventrikels als op de overgang van de ventrikels naar de slagaders.
De kleppen tussen de atria en de ventrikels heten atrioventriculaire kleppen en deze tussen de ventrikels en de grote slagaders heten arteriële kleppen.
Het hart heeft 4 kleppen:
·         De linker atriumklep (Lat. valva atrioventricularis sinistra), beter bekend onder de naam mitralisklep (Lat. valva mitralis), vormt de overgang van het linkeratrium naar het linkerventrikel.
·         De rechter atriumklep (Lat. valva atrioventricularis dextra), ook bekend als de drieslippige klep (Lat. valva tricuspidalis), vormt de overgang van het rechterventrikel naar het rechteratrium.
·         De aortaklep of drie halvemaanvormige/ semilunaire klepjes (Lat. de valvulae semilunares aortae) vormen de overgang van het linkerventrikel naar de aorta.
·         De longslagaderklep (Lat. valva trunci pulmonalis), die ook een semilunaire klep is, bevindt zich waar het rechterventrikel overgaat in de longslagader (Lat. arteria pulmonalis).

      2.2.2 Lagen van het hart

De binnenwand van het hart is opgebouwd uit eenlagig plaveiselepitheel (Lat. endotheel) en een dun laagje elastisch bindweefsel. Dit weefsel bedekt ook de kleppen en zet zich voort in het weefsel van de grote bloedvaten. Het wordt endocard genoemd.
De dikste laag van het hart bestaat uit hartspierweefsel. Dit is opgebouwd uit 3 lagen met elk een verschillende richting, zodat ze om de hartholten heen lopen en ze worden enkel onderbroken door de annulus fibrosis. Deze spierlaag wordt het myocard genoemd. Het atriummyocard is vrij dun en de wand van het rechterventrikel is iets dikker. De buitenwand van het linkerventrikel is echter drie maal zo dik als die van het rechterventrikel.
Bovenop het myocard bevindt zich een dunne laag bindweefsel, die ook wel het 'binnenblad' (Lat. lamina visceralis) van het hartzakje (Lat. pericard) wordt genoemd. Dit bindweefsel heet het epicard.

      2.2.3 Papillairspieren

Aan de binnenzijde van het ventrikelmyocard zien we verschillende uitstulpingen die lijken op balkjes (Lat. trabekels). Deze uitstulpingen zijn de papillairspieren (Lat. musculi papillares cordis) die met stevige peesdraadjes (Lat. chordae tendineae) zijn bevestigd aan de kleppen (zie figuur 1.3). De musculi papillares cordis kunnen dwars door het ventrikel lopen. De chordae verhinderen dat de kleppen in de verkeerde richting doorslaan. Ze worden aangespannen tijdens de kamersystole.

2.3 Hartzakje (pericard)

De binnenste laag van het hartzakje wordt het epicard genoemd en de buitenste laag wordt het pericard genoemd. Vaak wordt de term pericard gebruikt voor het ganse hartzakje. Het pericard bestaat uit twee bladen met vocht tussen: de pericardholte. Het buitenste blad komt tot tegen het sternum en beide bladen gaan in elkaar over daar waar de vaten het hart binnenkomen of verlaten. Door deze bouw wordt de wrijving die ontstaat bij hartcontracties volledig opgevangen.

2.4 Vascularisatie

Het myocard beschikt over een immens intensieve stofwisseling. Zowel zuurstof en voedingsstoffen als geproduceerde afvalstoffen, waaronder koolstofdioxide, worden door de hartcirculatie getransporteerd.
De hartcirculatie is een onderdeel van de grote circulatie (zie verder). Deze begint met de aftakkingen van de aorta: de kransslagader (Lat. arteriae coronariae), en eindigt met een inmonding direct in het rechteratrium: de sinus coronarius.
De linkercoronairarterie verzorgt de buitenwand van het linkerventrikel, het grootste deel van het ventrikelseptum en het linkeratrium, terwijl de rechtercoronairarterie kleiner is en dus de binnenwand van het rechterventrikel, een klein deel van het ventrikelseptum en het rechteratrium voor zijn rekening neemt.
Deze arteriën vertakken zich in arteriolen, die op hun beurt weer vertakken in een groot capillairnetwerk. Deze capillairen gaan vervolgens over in venulen die zich verzamelen in coronairvenen. De coronairvenen storten hun bloed in een grote vene gelegen aan de achterzijde van het hart: de sinus coronarius.